Home > Box 3 belasting > Verschil box 1, 2 en 3
In Box 1 vallen inkomsten uit werk en woning. Bijvoorbeeld je salaris.
Box 2 is pas van toepassing zodra een persoon 5% of meer van het aandelenkapitaal in een vennootschap of coöperatie bezit.
In box 3 valt je persoonlijke vermogen, zoals spaargeld en beleggingen.
De berekening van belasting in box 1 verschilt sterk van de vermogensrendementsheffing in box 3.
De belasting in box 1 staat los van de belasting in box 3. De belastingen worden onafhankelijk van elkaar berekend. Als je veel vermogen hebt, maar geen inkomsten, betaal je dus alsnog belasting in box 3. Daarom is het belangrijk om goed te weten welke belastingposten in welke box vallen.
Als je niet zeker weet of je aangifte moet doen in box 2, oftewel of je een aanmerkelijk belang hebt, is het antwoord hoogstwaarschijnlijk ‘nee’. Ook als je relatief veel beleggingen doet in de AEX, bijvoorbeeld, moet je vele miljoenen aan aandelen aanhouden voordat je 5% van de aandelen in een bedrijf in handen hebt.
Niet alleen met aandelen kun je een aanmerkelijk belang hebben. Als je minstens 5% van de winstbewijzen, genotsrechten of stemrechten in een vennootschap of ander bedrijf hebt. Doe je geen grote beleggingen in kleinere bedrijven, heb je geen familiebedrijf of andere beleggingsrelatie met een onderneming? Dan hoef je geen aangifte te doen in box 2.
In box 3 vallen je bezittingen (behalve je eigen woning en roerende goederen zoals een auto). Denk aan spaargeld en beleggingen, maar ook aan niet-vrijgestelde kapitaalverzekeringen en vorderingen tegenover derden.
In box 3 valt ook een woning waar je niet zelf in woont en die je verhuurt. De WOZ-waarde van de woning is dan bezit in box 3.
Inkomsten worden in Box 1 veel zwaarder belast dan vermogen in box 3. Dit is ook logisch. Als je vermogen ieder jaar met tientallen procenten belast zou worden, heb je na een aantal jaar vrijwel niets meer over.
Een ander belangrijk verschil tussen box 1 en box 3 is het berekenen van de belastinggrondslag. Dit is de maatstaf waarop de uiteindelijke belasting op gebaseerd is.
In box 1 betaal je een vaste belasting in schijven. Inkomsten tot € 75.518 worden in 2024 belast met 36,97% (2023: tot € 73.032 met 36,93%). Daarna geldt zowel in 2024 als in 2023 het tarief voor de hoogste schijf van 49,50%. Je profiteert echter wel van een aantal heffingskortingen.
In box 3 betaal je belasting over een aangenomen, fictief rendement. Het maakt dus niet uit hoeveel rendement je daadwerkelijk met je geld behaalt; wel maakt het uit hoeveel geld je daadwerkelijk spaart en hoeveel je belegt. Je betaalt ieder jaar opnieuw vermogensbelasting. Vermogen tot € 57.000 (fiscale partners: € 114.000) is voor 2023 en 2024 vrijgesteld.
Het is in principe niet mogelijk om vermogen naar eigen voorkeur tussen de boxen te schuiven. Wel bestaat er vaak onduidelijk in de box waarin een (eigen) woning valt. Als de woning ook je hoofdverblijf is, valt de woning en de hypotheek in box 1. Dit is vaak voordeliger.
Als dit niet het geval is, of als je hypotheek niet aan bepaalde voorwaarden voldoet, valt je woning in box 3. In dit geval betaal je geen eigenwoningforfait in box 1, maar kun je de hypotheekrente ook niet aftrekken. In sommige gevallen kan dit voordeliger zijn vanwege een lage hypotheekrenteaftrek of hoge schuld.
Lees ook ons artikel over hypotheken in box 1 en box 3.
Box 1 is voor je inkomen uit salaris en (gebruik van) je eigen woning, box 3 voor vermogen
Box 1 en 3 zijn alleen voor persoonlijke inkomsten en persoonlijk vermogen. Aanmerkelijke belangen, bijvoorbeeld in een vennootschap, vallen in box 2
Je betaalt in box 1 éénmalig belasting over verdiensten in dat jaar. In box 3 betaal je ieder jaar opnieuw belasting over het vermogen
In de onderstaande tabel hebben we de verschillende tarieven in box 1, box 2 en box 3 samengevat voor de afgelopen jaren. Deze tarieven gelden voor personen tot de AOW-leeftijd. Vanaf het moment dat je de AOW-leeftijd bereikt, gelden andere belastingtarieven.
Indeling in schijven | Schijf 1 | Schijf 2 | Schijf 3 | Schijf 4 | |
---|---|---|---|---|---|
2024 | Schijf 1: tot € 75.518 | 36,97% | 49,50% | n.v.t. | n.v.t. |
2023 | Schijf 1: Tot € 73.032 | 36,93% | 49,50% | n.v.t. | n.v.t. |
2022 | Schijf 1: Tot € 69.398 | 37,07% | 49,50% | n.v.t. | n.v.t. |
2021 | Schijf 1: Tot € 68.508 | 37,10% | 49,50% | n.v.t. | n.v.t. |
2020 | Schijf 1: Tot € 68.508 | 37,35% | 49,50% | n.v.t. | n.v.t. |
2019 | Schijf 1: Tot € 20.384 | 36,65% | 38,10% | 51,75% | n.v.t. |
2018 | Schijf 1: Tot € 20.142 | 36,55% | 40,85% | 40,85% | 51,95% |
2017 | Schijf 1: Tot € 19.982 | 36,55% | 40,80% | 40,80% | 52,00% |
Tarief box 2 | Tarief box 3 | |
---|---|---|
2024 | 2 schijven: 1e € 67.000 24,5%; daarboven 33% | 36% |
2023 | 26,90% | 32% |
2022 | 26,90% | 31% |
2021 | 26,90% | 31% |
2020 | 26,25% | 30% |
2019 | 25% | 30% |
2018 | 25% | 30% |
2017 | 25% | 30% |