De spaarrente was de afgelopen jaren flink in beweging. Na jaren van lage (en zelfs negatieve) rentes, zat de spaarrente in 2022 eindelijk weer in de lift. Maar hoe ging dat eigenlijk in de afgelopen decennia? Zijn de spaarrentes nu extreem hoog of valt dat historisch gezien wel mee? Kijk mee in de historie van de Nederlandse spaarrente.
Aan het begin van de jaren ‘90 waren spaarrentes tussen de 6% en 8% heel gebruikelijk.
Van 1994 tot 2004 daalde de spaarrente van 6,5% naar 1,8%.
Van 2019 tot 2022 hadden we te maken met zeer lage rentes die maar net (of soms zelfs onder) de 0% lagen.
In 2022 stegen de spaarrentes weer, omdat de ECB de depositorente verhoogde met als doel de inflatie af te remmen.
Jaar | Gem. spaarrente |
---|---|
2003 | 2,85% |
2004 | 2,67% |
2005 | 2,46% |
2006 | 2,45% |
2007 | 2,67% |
2008 | 2,93% |
2009 | 2,62% |
2010 | 2,02% |
2011 | 2,21% |
2012 | 2,21% |
2013 | 1,61% |
2014 | 1,30% |
2015 | 1,00% |
2016 | 0,58% |
2017 | 0,26% |
2018 | 0,13% |
2019 | 0,09% |
2020 | 0,04% |
2021 | 0,01% |
2022 | 0,01% |
2023 | 0,93% |
Tot juni 2024 | 1,47% |
Deze grafiek en tabel laten de gemiddelde rentes op deposito’s met opzegtermijn (vrij opneembare spaarrekeningen) zien. We hebben de gemiddelde percentages van elk jaar berekend, door de rentepercentages per maand bij elkaar op te tellen en te delen door 12. Bron: DNB.
We gaan 30 jaar terug in de tijd: 1994. De gemiddelde variabele spaarrente lag toen rond de 5%. Dat klinkt hoog, maar in de jaren ervoor lagen de rentetarieven nog hoger. Er waren tijden waarin je spaarrentes tot wel 8% ontving. Niet verkeerd! Aan de andere kant betekent het ook dat hypotheekrentes van 10% of meer geen uitzondering waren.
Van 1995 tot 1997 gingen de spaarrentes en hypotheekrentes weer omlaag. Beleggen en lijfrenteverzekeringen werden steeds populairder, wat de trend van dalende spaarrentes veroorzaakte.
De inflatie zakte steeds verder richting de gewenste 2% per jaar en dus stelde ook de ECB de rente bij. Banken volgden met lagere spaarrentes.
Van 1994 tot 2004 bleef de spaarrente dalen, tot spaarders in 2004 gemiddeld 2,67% rente op hun spaargeld ontvingen.
Die daling zette door 2006, tot de spaarrente in 2007 voor het eerst in jaren weer een klein beetje steeg. Vanwege de dalende inflatie, verhoogde de Europese Centrale Bank in de periode van 2005 tot 2007 meerdere keren de ECB-depositorente (die leidend is voor de spaarrente) in acht gelijke stappen naar 4,00%. De inflatie was in 2006 slechts 1,1% en lag daarmee ver onder het gewenste niveau dat de centrale banken nastreven (2% per jaar).
Die verhoging werkte in deze periode niet volledig door naar de spaarrente. Terwijl de ECB-rente steeg met 20%, steeg de gemiddelde spaarrente voor huishoudens in Nederland met slechts 0,4%.
Rond 2012 werd er weer een daling van de rentetarieven ingezet. Dat kwam doordat de ECB het rentetarief verlaagde om de economie te stimuleren, waardoor het voor banken niet langer interessant was om spaargeld aan te trekken.
In die neerwaartse trend bleven we lang hangen. In 2019 bereikten we al een dieptepunt met rentes die maar net boven de 0% lagen. Dat bleef zo tot 2022. Er was zelfs een tijdje sprake van een negatieve rente op (hoge) spaartegoeden. Kortom: sparen was niet bepaald aantrekkelijk en dus bleven we - zeker na de coronacrisis - massaal geld uitgeven. Met als gevolg: een extreem hoge inflatie.
In 2022 was de inflatie dusdanig hoog, dat de Europese Centrale Bank besloot in te grijpen en de ECB-depositorente stapsgewijs te verhogen tot een hoogte van 4,00% in september 2023. Ook banken volgden stapsgewijs en verhoogden hun rentes. De verhoging van de ECB-rente werkte in deze periode beter door naar de spaarrente dan in de periode 2005-2007, maar bleef nog steeds flink achter. Zeker de Nederlandse grootbanken voerden een renteverhoging maar mondjesmaat door, in vergelijking met andere Europese banken, waar de variabele spaarrente soms wel 2x zo hoog was als in Nederland.
Waar de gemiddelde spaarrente in Nederland begin 2022 nog op vrijwel 0% lag, steeg de spaarrente in 2023 naar een gemiddelde van 0,93%. En in 2024 steeg de gemiddelde spaarrente al richting de 1,5%.
In 2013 was de gemiddelde spaarrente net zo hoog als in 2024. De spaarrente lag toen ook rond de 1,5%, zoals nu het geval is. Na 2013 daalde de spaarrente flink en dat is ook de verwachte trend voor 2024 en 2025.
Na een kleine 1,5 jaar waarin we met flink stijgende spaarrentes te maken hadden, worden in 2024 dus weer dalingen verwacht. Dat heeft alles te maken met de daling van de ECB-rente, nu de inflatie sterk is afgezwakt. In juni 2024 verlaagde de ECB de depositorente al en de verwachting is dat dat in 2024 nog twee keer gaat gebeuren.
De geschiedenis laat zien dat wanneer de ECB de rente naar beneden bijstelt, banken snel volgen met lagere spaarrentes. De verwachting is dus dat de spaarrente in 2024 zal dalen.
Meer weten over de spaarrente verwachtingen voor 2024 en daarna? Lees ons artikel hierover.
In de jaren ‘80 kon je bij veel banken spaarrentes van boven de 10% krijgen. Ook de hypotheekrentes lagen toen ruimschoots boven de 10%. In 1980 werd de hoogste rente ooit gemeten die door een Nederlandse bank werd aangeboden: spaarders kregen toen maar liefst 11,6% rente op hun vrij opneembaar spaargeld.